Op het eerste gezicht ziet Inventaris van enkele verliezen (2020) van Judith Schalansky eruit als andere boeken. Een harde kaft, een geheimzinnige donkere omslag (dat van het origineel Verzeichnis einiger Verluste nog net iets obscuurder). Maar de band houdt wat geheimen verborgen.
Dat mag niet verbazen, want Schalansky is niet alleen schrijver, maar ook typograaf en vormgever. Vorm en inhoud zijn in haar boeken, zoals De atlas van afgelegen eilanden uit 2013, nauw verbonden.
De Inventaris bestaat een inleiding en 12 hoofdstukken over verloren gegane zaken. Het eiland Tuanaki in de Stille Zuidzee, de Kaspische tijger, een schilderij van Caspar David Friedrich van de haven van Greifswald, de liefdesgedichten van Sappho, het Palast der Repubik in Berlijn bijvoorbeeld.
Ieder hoofdstuk wordt voorafgegaan door een zwart vel. Als je heel goed kijkt zie je, dat er met zwarte inkt een afbeelding op gedrukt is, die verschijnt, als je de pagina schuin onder het licht houdt. Bijna verdwenen, net zichtbaar.
Halverwege het boek word ik nieuwsgierig. Het boek is gebonden in katernen. Hoe is er dan voor gezorgd dat de zwarte bladzijden op de goede plek zitten? Want ieder vel heeft een pedant aan de andere kant van het katern.
De oplossing is even simpel als uitgekookt: ieder hoofdstuk blijkt precies 16 pagina’s lang te zijn. Precies één katern van 4 vel. Om en om zijn de katernen gevat in een zwart vel.
De hoofdstukken zijn dus in wezen bladvulling. Een extra uitdaging voor de schrijver. De teksten (die in meer of mindere mate verbonden zijn aan het verloren object) zijn vaak opsommend van aard, maar de rijkdom aan voorbeelden en taal maakt ze toch leesbaar. Stuk voor stuk leggen ze iets vast wat anders zou verdwijnen.
Ik was zo geen passieve lezer, maar deel van een keten: doordat ik de verhalen over verloren zaken las, bleven ze bewaard. En, zo bedacht ik me bij het dichtslaan van het boek: dit is geen literatuur, dit is beeldende kunst.