In De kosmische komedie neemt Frank Westerman ons mee met de geschiedenis van de astronomie en de ruimtevaart. Hij beschrijft het als een verlangen naar het goede bovenaardse en een streven de zondige benedenwereld te verlaten.
Dat is voor mij een van de oorzaken waardoor het boek wringt. De voortdurende goed-slecht-tegenstelling, komt gekunsteld over. In de beschrijving van Westerbork, met zijn kamp en radiotelescoop, vind ik het zelfs pijnlijk gezocht.
Er zit nog een laag onder, waar Westerman echt de plank misslaat. Keer op keer verwoordt hij een strijd tussen religie en wetenschap. Een schijntegenstelling volgens mij. De wetenschappers waren niet bezig te strijden tegen de religie, ze waren naar kennis op zoek. De religie verzette zich daartegen. Er was dus geen sprake van een onderlinge, maar van een eenzijdige strijd.
Helemaal stuitend wordt het als hij de diepe zorgen om het klimaat gelijkstelt aan eindtijdsverwachtingen in vroeger eeuwen. Daarbij negeert hij dat de huidige zorgen wetenschappelijk gefundeerd zijn, en geen kwestie van geloof zijn.
Lees verder “Uitgelezen: De kosmische komedie van Frank Westerman”