De onwelriekende gleuvenbrigade. Zo noemde de al haast vergeten dichter en polemist Gerrit Komrij op 25 november 1981 feministes. En hij ging nog even verder in zijn wekelijkse column in NRC Handelsblad: pluimvee-getto, kruidenvrouwtjes uit de Oeral, schrijvende bezemstelen, zusters in de kakel-maar-raak-race.

Dezelfde krant roept 35 jaar later op tot een adverteerdersboycot van Geen Stijl. Hypocriet?
Geen Stijl beroept zich op de vrijheid van meningsuiting en op Gerard Reve. Schijnheilig!
Want waar Gerrit Komrij een eenling was (zelfs met de homo-scene wilde hij niet geïdentificeerd worden), is Geen Stijl een beweging. Een verbale knokploeg. Schelden doet geen pijn, hebben we geleerd. (Seksueel) geweld wel. En dreigen met geweld is net zozeer geweld.
Beste heren van Geen Stijl, de dames ondertekenaars hebben meer kwaliteit in hun pink, dan jullie in je… ach, laat ook maar.
En dan heb ik nog niet eens over Gerrit Komrij:
Het Moordcommando
1
Ineens stond daar het moordcommando klaar
Met sabels, helmen, schilden, enterhaken
En tanks—kortom, het hele repertoire—
Om alle dromen ongedaan te maken.
Geen stedeling of hij werd gefouilleerd
Geen landsman of hem werd, indien verdacht,
De voering van zijn hersenpan gekeerd.
De kleinste droom werd door hen omgebracht.
Niet één gedachtengang bleef onbespied.
Wel vluchtte er soms een, maar ze volhardden.
Ze bliezen zelfs met staven dynamiet
Het einde van de regenboog aan flarden.
2
Wat een armzalig boeltje bleek hun buit
Na de eerste ronde van dat vuurgevecht.
Wat was geveld had, zonder lont of kruit,
Het loodje evengoed vanzelf gelegd.
Één droomflard, zei men, kneep er tussenuit
Met nog een beetje flair en energie.
Het leek me sterk. Een onderkruiper die
Zich had vermomd, vast, in een dromenhuid.
Een intrigant die, straks, in vredestijd
Profijt zou slaan uit wat was uitgeteld.
Vlug heb ik, uit een soort menslievendheid,
Me bij het moordcommando aangemeld.
Uit: Gerrit Komrij, De nachtmerrie (1990).