Kwart voor zeven, de deur uit. Ik wandel naar het bos en zet een zeer rustig tempo in. Tussen de huizen laat de opkomende zon zich zien. Alsof het stonehenge-stenen zijn die tonen dat het nu het juiste moment is. Bruggetje over en naar de hockeyvelden. Het leven bestaat uit vogels in de lucht, en ontelbare naaktslakken op het fietspad. Voorbij de manege naar de heuvel. Dikke nevel hangt over het veld; roept herinneringen aan bergwandelvakanties op.
Langzaam lopen is goed voor de conditie en de spieropbouw. Dat doen de boeken (en de websites) geloven. Bovendien voorkomt rustig opbouwen blessures. Het heeft me moeite gekost. De eerste maanden ging ik steeds sneller, bijna een kilometer in 5 minuten (12 kilometer per uur).
Ik ben dus tevreden dat het me gelukt is om langzamer te kunnen lopen (een kilometer in 7 minuten; m’n trainingsschema oppert zelfs 7:38). Het zet me aan het denken. Waarom kost het me moeite om niet te versnellen? Wat wil ik bewijzen? Het is verleidelijk om elk trainingsloopje persoonlijke records te willen verbeteren. Nog verder, nog sneller. Maar het is een doodlopende weg.
Ik heb nu een ander doel: op 29 september bij de Utrechtse Singelloop 10 kilometer binnen 55 minuten afleggen. Daar past een trainingsschema bij dat geduld en doorzetten vraagt. Ik hoef me niet elke keer te bewijzen, één keer is voldoende.
Het is een les die ik ook in mijn werk ter harte kan nemen, bedenk ik terwijl een paardenspoor kruis. Nog twee kilometer naar huis in de ochtendzon.