Rond de eeuwwisseling bezocht ik zo’n honderd films per jaar (en schreef erover in gebrekkig proza op een prehistorisch vormgegeven website).
Deel van de routine was een wekelijks bezoek aan de Sneak Preview, waar een verrassingsfilm gedraaid werd die nog niet in première was gegaan. Het was een bijzondere sensatie om je te laten overspoelen door een film waar je nog niets van wist, zelfs niet in welk genre hij te passen was.
Er kwam nog een interessant effect bij. Als een aantal weken later de film ging draaien kon ik in de kranten recensies lezen over een film waar ik al een oordeel over gevormd (en opgeschreven) had. Zo begon ik ook duidelijk onderscheid te zien tussen de verschillende recensenten.
Al snel bleek dat Hans Beerekamp mijn ideale gids was. Films waarvan ik had genoten, werden door hem geprezen. Bovendien liet hij me dingen zien die ik gemist had.
Ik vond het dan ook jammer toen hij stopte met zijn filmrecensies in 2003. Als ik het me goed herinner zag ik zijn overstap van het schrijven over het grote doek naar het kleine scherm als een degradatie. Wat een vergissing.
Want de tv-recensies van Beerekamp (later beschreef Nina Polak in De Correspondent wat een Sisyphus-arbeid het was) gingen veel verder dan het beschrijven van wat er de vorige avond op de buis was geweest. Beerekamp gebruikte de tv als het venster waardoor hij de wereld beschouwde. In rijke taal, zonder dik te doen. Scherpe observaties van een land in verwarring, en de vertaling daarvan naar het beeld.
Nu gaat Beerekamp stoppen; het dagelijkse nachtwerk wordt te veel.
Het moest er een keer van komen, het vervult met weemoed. Want Hans Beerekamp heeft me velen malen de ogen geopend, heeft me beter leren kijken. Heeft me er bewust van gemaakt dat ieder shot, iedere kadrering, alles wat weggelaten is, voortkomt uit een keuze.
Voor dit soort monomanen kun je alleen maar dankbaar zijn.