Filmrecensie: Beshkempir

  • Kirgizië, 1998
  • Regie: Aktan Abdikalikov
  • Met: Mirlan Abdikalikov
  • Scenario: Aktan Abdikalikov, Avtandil Adikulov en Marat Sarulu
  • Camera: Khasan Kidiralikjev
  • Montage: Tilek Mambetova
  • Art directie: Emil Tilelov
  • Muziek: Nurlan Nishanov
  • zwart/wit en kleur, Dolby SR, 81 minuten
  • Gezien: 16 september 1999, ’t Hoogt, Utrecht

Je gaat in de bioscoop zitten en plots ben je in een land waar je nog net de naam van kent maar niet veel meer van weet. Het is een van de genoegens van Beshkempir van Aktan Abdikalikov, de eerste onafhankelijke film uit Kirgizië die in het Westen te zien is. Hij biedt een reis in prachtig zwart-wit met een mooie menging van exotica en herkenbaarheid.

Herkenbaarheid, omdat ook in de voormalige Sovjetrepubliek in Centraal-Azië kinderen die anders zijn een tijdbom met zich meedragen. Ze kunnen tijdenlang er helemaal bijhoren, maar ooit zal het tegen ze gebruikt worden. Omdat iemand om een hele andere reden een appeltje met ze te schillen heeft. De ware reden zal de agressor nooit de steun van de groep opleveren, maar met de ‘afwijking’ van het slachtoffer lukt dat wel.

Dit is een van de thema’s in Beshkempir. In een dorp tussen de bergen is het gewoonte om ouders die geen kinderen kunnen krijgen een baby ter adoptie aan te bieden. De jongen Beshkempir is zo’n kind. Hij hoort er nooit helemaal bij, maar pas als hij voor vondeling wordt uitgescholden dringt de waarheid tot hem door. Abdikalikov vertelt dit gedeeltelijk autobiografische verhaal op een manier die nergens sentimenteel wordt.

Maar het zou de film onrecht doen hem tot dit simpele gegeven te reduceren. Want tegelijkertijd is Beshkempir een in prachtige beelden gevangen portret van een dorpsgemeenschap. Vrouwen scheiden het kaf van het koren in de wind, zonen jagen in de rivier vissen in de netten van hun vaders, jongens boetseren een levensgrote naakte vrouw uit klei. En dat alles in een zwart-wit (met hier en daar wat kleur) om bij te watertanden.

De hoofdrol wordt gespeeld door de zoon van de regisseur, de meeste andere rollen door dorpsbewoners. Ze geven de film een fraaie naturelle sfeer. Alleen het meisje waar Beshkempir verliefd op is valt uit de toon met haar coquette gedrag.

Beshkempir is van een haast achteloze schoonheid. Als in Iraanse films is ieder spektakel afwezig en kun je alleen maar achterover leunen om je ogen uit te kijken.

  • Cijfer (0-10): 9

Filmrecensie: Los amantes del círculo polar

  • Spanje, 1998
  • Regie: Julio Medem
  • Met: Victor Hugo, Kristel Diaz, Nancho Novo, Maru Valdivieso
  • Scenario: Julio Medem
  • Camera: Gonzalo F. Berridi
  • Montage: Ivan Aledo
  • Muziek: Alberto Iglesias
  • kleur, , 116 minuten
  • Gezien: 14 september 1999, Sneak preview, Camera, Utrecht

De Spaanse regisseur Julio Medem houdt van visuele bravoure. Zo kwam de kijker in Vacas via de pupil in het binnenste van een koe en was La ardilla roja voor een deel gefilmd vanuit het gezichtspunt van een door de bomen klauterende eekhoorn. Zijn nieuwste film, Los amantes del circulo polar (De minnaars van de poolcirkel), is ingetogener. De balans is iets meer naar de tekst verschoven, maar gelukkig is hij de kunst van de beeldtaal niet verleerd.

Otto (Peru Medem, Fele Martinez, Victor Hugo) en Ana (Sara Valiente, Najwa Nimri, Kristel Diaz) ontmoeten elkaar als ze acht zijn en er is meer dat hen aantrekt dan hun gespiegelde namen. Als zijn vader en haar moeder met elkaar trouwen worden hun heimelijke ontmoetingen allengs heftiger. Maar er tikt een tijdbom: ze zoeken in elkaar hun verloren ouders.

Medem past ervoor om een rechtlijnig verhaal te vertellen. Om en om filmt hij de gebeurtenissen vanuit het oogpunt van Otto en Ana en midden in scenes schakelt hij tussen de acteurs die de jeugdige en de volwassen personages spelen. Het zijn geen originele methodes, maar ze werken goed om de film een subjectief en droomachtig gevoel te geven.

Hoewel het camerawerk minder uitbundig is dan in zijn eerdere films, tovert Medem in Los amantes del circulo polar weer beelden voor die zich in het geheugen vastzetten, zoals een zoen onder het bed of papieren vliegtuigjes die uit een raam vliegen. Hij is een regisseur die het vooral van atmosfeer moet hebben. De bijna continue muziek van Alberto Iglesias draagt daar voor een belangrijk deel aan bij.

Of Los amantes del circulo polar werkelijk overtuigt hangt af van de bereidheid van de kijker om de wat gezochte constructie van het verhaal te accepteren. Wie geloofwaardigheid zoekt kan deze film beter mijden. De film zit vol met thema’s die in cirkelbewegingen met elkaar verbonden zijn. Het levert een romantisch sprookje op dat, zoals goede sprookjes betaamt, ook zijn scherpe kanten heeft. De boodschap mag dan wel zijn dat de geliefden voor elkaar bestemd zijn, de film doet je afvragen in hoeverre dat niet eerder tragisch dan gelukkig is. En van een zoet slot is ook al geen sprake.


  • Cijfer (0-10): 8

Filmrecensie: After life

  • Japan, 1998
  • Regie: Kore-eda Hirokazu
  • Met: Takashi Mochizuki en Shiori Satonaka
  • Scenario: Kore-eda Hirokazu
  • Camera: Yutaka Yamazaki
  • Montage: Kore-eda Hirokazu
  • Art directie: Tochihiro Isimi en Hideo Gunji
  • Muziek: Yashuhiro Kasamatsu
  • kleur, mono, 118 minuten
  • Gezien: 19 september 1999, ’t Hoogt, Utrecht

Een paar jaar geleden maakte de Japanse regisseur Kore-eda Hirokazu grote indruk met Maborosi. Hierin toonde hij op schrijnende en haast woordloze wijze hoe een jonge vrouw de zelfmoord van haar man verwerkt. Ook After life gaat over de dood, maar nu gezien vanuit de overledenen. Dat levert een veel vrolijker beeld op, dat getuigt van liefde voor het leven.

After life speelt in een verlaten kantoorgebouw dat dienst doet als station tussen leven en dood. De gestorvenen krijgen er de opdracht om in paar dagen een dierbare herinnering te kiezen. Deze zal op film worden vastgelegd en bij vertoning zal de dode al het andere vergeten en naar het hiernamaals vertrekken. Aan de basis van de film liggen honderden straatinterviews. Kore-eda, van oorsprong documentairemaker, heeft twaalf van deze verhalen uitgekozen en ze gedeeltelijk laten vertellen door de echte personen en gedeeltelijk door acteurs.

De personages en de verhalen zijn zeer divers. Ze lopen van een man die vertelt over zijn veroveringen tot een meisje dat gek is op Disneyland. Van een vrouw die zich herinnert hoe ze als vierjarige een dansje maakte voor haar broer tot een piloot die nooit vergeten is hoe de wolken er op een bepaald moment vanuit zijn cockpit uitzagen. Kore-eda laat de mensen meer vertellen over hun leven dan Japanners gewoon zijn te doen, en alleen al daarom is After life een boeiende film.

Het eerste dat duidelijk wordt is hoe groot de breuk is die de Tweede Wereldoorlog in het Japanse bewustzijn geslagen heeft. Het verschil tussen de mensen die de vernedering van het heilig geachte regime hebben meegemaakt en de generatie die Japan alleen kent als welvaartsstaat is levensgroot. Daarnaast valt op hoe klein de meeste wezenlijke herinneringen zijn. Niet de beslissende gebeurtenissen zijn het meest dierbaar, maar juist de onverwachte momenten van geluk.

Het tempo van After life ligt laag. Het geeft gelegenheid om na te denken over het eigen leven. In de normale doen is het een slecht teken als de gedachten afdwalen bij een film, maar hier is het een pre. Het lijkt er echter op dat Kore-eda bang was om de kijkers helemaal kwijt te raken. Parallel aan de getuigenissen heeft hij een plot geweven. Hier wringt de film een beetje, omdat het de aandacht wegtrekt van de in haar eenvoud prachtige werkelijkheid naar een constructie.

Het mooiste aan After life zijn de mensen. Je zou haast vergeten dat er een goed regisseur voor nodig is om ze zo tot hun recht te laten komen.

  • Cijfer (0-10): 8

Filmrecensie: American history X

  • Verenigde Staten, 1998
  • Regie: Tony Kaye
  • Met: Edward Norton, Edward Furlong
  • Scenario: David McKenna
  • Camera: Tony Kaye
  • Montage: Jerry Greenberg en Alan Helm
  • Art directie: Jon Gary Steele
  • Muziek: Anne Dudley
  • DeLuxe Color, Dolby, 118 minuten
  • Gezien: 23 mei 1999, City, Utrecht

American history X was op voorhand controversieel. Niet alleen omdat hij over Amerikaanse neo-nazi’s zou gaan, maar ook omdat de debuterend regisseur Tony Kaye zich in een paginagrote advertentie in Variety distantieerde van het eindresultaat. Het deed vermoeden dat de studio, die het langdurige monteren van Kaye zat was en hem ontsloeg, een zootje van zijn film gemaakt had. Die zorg blijkt onnodig: American history X is een consequente film geworden met een duidelijk gezicht. Het camerawerk, ook van Kaye, en het spel van Edward Norton verlenen de film grote kracht. Helaas voorkomt het scenario van David McKenna dat er sprake is van een meesterwerk.

De film draait om Derek Vinyard (Edward Norton) die na drie jaar uit de gevangenis komt. Hij heeft gezeten voor een brute moord op twee zwarten. Derek was de charismatisch leider van een bende neo-nazi’s, maar in de bak is hij tot inkeer gekomen. Zijn jongere broer Danny (Edward Furlong) is inmiddels ook het racistische pad opgegaan. Derek probeert Danny te overtuigen van zijn ongelijk. In terugblikken krijgen we te zien hoe het zo ver heeft kunnen komen.

Norton laat weer zien wat een veelzijdig acteur hij is. Iedere rol is zo anders, dat je bijna niet kunt geloven dat ze door dezelfde acteur zijn gespeeld. In American history X valt vooral zijn kracht op. Niet alleen heeft het krachthonk hem een opmerkelijke fysieke verschijning gegeven, maar ook zijn uitstraling is elektrificerend. Het maakt geheel overtuigend dat Derek zoveel mensen voor zijn abjecte ideeen weet te winnen. Norton heeft ook het lef om Derek, ondanks zijn bekering, een hufter te laten blijven, die weinig anders kan dan de anderen commanderen.

Het camerawerk van Kaye sluit uitstekend aan bij de autoritaire rol van Norton. De opnames zijn dwingend door lage camerastandpunten en forse close-ups. Je kunt het wel of niet mooi vinden, zelfverzekerd is het in ieder geval, en dat is precies de sfeer die de film moet uitstralen. Ook het opnemen van de terugblikken in zwart wit is behoorlijk van dik hout, maar mooi zijn de shots wel.

American history X heeft zoveel stof op doen waaien, omdat het neo-nazi’s niet puur als monsters afbeeldt. Daar ligt ook de sterke kant van het scenario. Bij een indrukwekkende ruzie aan tafel wordt duidelijk hoe sterk de argumenten van de racisten zijn. Niet omdat ze overeenkomen met de werkelijkheid, maar omdat ze, in tegenstelling tot die van hun tegenstanders, iedere nuance missen, en daardoor intern zeer logisch zijn. Voor wie tot de overtuiging komt dat alle problemen voortkomen uit de verdringing van het blanke ras is de wereld ineens heel gemakkelijk te begrijpen.

In de overgangen faalt het scenario echter behoorlijk. Verklaringen waardoor jongeren tot racisme komen en vervolgens weer van hun geloof afvallen zijn te simpel om geloofwaardig te zijn. Als je American history X ziet zou je bijna gaan denken dat alle ‘white trash’ in de Verenigde Staten tot de neo-nazi’s behoort. De film suggereert dat het veel te maken heeft met autoriteit – alle veranderingen worden ingezet door vaderfiguren – maar het wordt te weinig uitgewerkt.

Ondanks grote kwaliteiten mist American history X de impact die een film als La haine wel had. Die Franse film had het lef om te laten zien hoe ingewikkeld de problemen van armoede, rassenhaat en geweld zijn. In de Hollywoodfilm is het wereldbeeld, net als dat van zijn hoofdpersonen, een paar tikjes te simpel.


  • Cijfer (0-10): 7

Filmrecensie: De appel (Sib)

  • Iran/Frankrijk, 1997
  • Regie: Samira Makhmalbaf
  • Met: Massoumeh Naderi en Zahra Ali-Naderi
  • Scenario: Mohsen Makhmalbaf, Samira Makhmalbaf
  • Camera: Ebrahim Ghafouri
  • Montage: Mohsen Makhmalbaf
  • kleur, 86 minuten
  • Gezien: 12 maart 1999, ’t Hoogt, Utrecht

Éen scene kan een film de moeite waard maken. In De appel (Sib) zien we vier meisjes die, liggend op een hoop stenen, een appel eten. De schoonheid zit in de simpelheid, maar ook in wat voorafging. Twee meisjes zijn voor het eerst buiten, nadat ze elf jaar lang door hun vader in huis gehouden zijn. Zij worden gespeeld door de tweeling die het daadwerkelijk overkomen is en de geestelijke en lichamelijke gevolgen zijn overduidelijk. Maar door hun voortdurende isolatie lijken de zusjes zich niet van hun achterstand bewust, waardoor sentimentaliteit achterwege blijft.

De appel is de eerste lange film van Samira Makhmalbaf, de 17-jarige dochter van de Iraanse regisseur Mohsen Makhmalbaf (Gabbeh). Vader is verantwoordelijk voor het scenario en de montage, maar de verschillen met zijn films zijn groot genoeg om te zien dat zijn dochter haar eigen film heeft gemaakt.

Samira kwam op het spoor van het verhaal door een tv-documentaire en vroeg de hoofdpersonen aan haar film mee te werken. Zij reconstrueerde de ‘bevrijding’ van de meisjes, maar haar film is geen pseudo-documentaire. Daarvoor heeft ze te veel poetische elementen toegevoegd en juist dit geeft de bijzondere sfeer aan de film. Bovendien weet zij de gebeurtenissen boven het anekdotische te tillen. De appel gaat niet alleen over de meisjes, maar ook over de positie van vrouwen in Iran. Bijna alle vrouwen in de film zitten, vrijwillig of niet, al net zo achter tralies, op een hulpverleenster na. Zij probeert de vader, een eenvoudige man met traditionele islamitische ideeen, te overtuigen van het belang van een goede opleiding voor vrouwen.

Hier en daar kent De appel wat onvolkomenheden. Het begin is rommelig, alsof de regisseuse nog niet weet welke kant de film uit moet gaan. Maar als ze de toon eenmaal te pakken ontstaat een film die tegelijkertijd tot nadenken aanzet en je verleidt weg te zinken in prachtige serene beelden. Vooral haar twee hoofdrolspeelsters weet ze met een diepe menselijkheid in beeld te brengen. Zeventien jaar en zo’n film maken; dat belooft wat voor de toekomst.


  • Cijfer (0-10): 8

Filmrecensie: Het veertiende kippetje

  • Nederland, 1998
  • Regie: Hany Abu-Assad
  • Met: Antonie Kamerling, Thekla Reuten, Dirk Zeelenberg, Peter Paul Muller, Kasper van Kooten, Michaël Pas, Alice Reys, Peer Mascini, Cecile Heuer, Elsje de Wijn, Victor Löw
  • Scenario: Arnon Grunberg
  • Camera: Mies Rogmans
  • Geluid: Eddy de Cloe
  • Montage: Rinze Schuurman
  • Art directie: Erly Brugmans, Anne Winterink
  • Muziek: Fons Merkies
  • kleur, Dolby Stereo
  • Gezien: 1 oktober 1998, Camera, Utrecht.

Wie een film over wachten maakt stelt zich voor een lastige opdracht. Het gebrek aan actie maakt een sterke psychologische uitwerking haast noodzakelijk om de verveling niet toe te laten slaan. Helaas is dat regisseur Hany Abu-Assad en scenarioschrijver Arnon Grunberg in Het 14e kippetje niet gelukt, als het al ooit de bedoeling is geweest.

De film draait om het huwelijksdiner van Daniel (Antonie Kamerling) en Francesca (Thekla Reuten). Terwijl de gasten – een aantal jeugdvrienden en de ouders – de tijd doden, is het paar op zoek naar het restaurant waarvan ze het adres vergeten zijn. De drank maakt de gasten loslippig, de kou het stel rancuneus. Door flashbacks wordt duidelijk waarom de verhoudingen zo moeizaam zijn.

Bij vlagen is Het 14e kippetje vermakelijk, daar staan de dialogen van Grunberg garant voor. Maar veel verder dan grappige zinnen wil de film niet komen. Iedere samenhang ontbreekt, omdat de personages niet tot leven komen. Tempo in montage en tekst is ver te zoeken.

De moeder van de bruid probeert de sfeer te verhogen met de woorden: “We zijn eens vlak bij Monte Carlo geweest.” Een beter motto kan de film niet hebben. Hier en daar wordt iets spannends of interessants aangestipt, maar tot de kern komt het zelden. Pas aan het eind wil er wat gebeuren, maar het is zo doorzichtig, dat het de moeite niet loont op het puntje van je stoel te gaan zitten.

Ook het spel boeit niet. De meeste rollen zijn zo vlak dat er weinig mee te beginnen valt. Alleen Thekla Reuten en Anthonie Kamerling hebben nog enig materiaal om uit te werken. Zij weet nog iets van haar rol te maken, maar Kamerling is wat hij zo vaak is: het lek van de film. Iedere spanning die opgebouwd wordt loopt weg als hij in beeld komt. Dat hij iemand met weinig initiatief moet spelen is daarvoor te weinig excuus.

Hans Beerekamp schreef in NRC Handelsblad, dat de waardering voor de film omgekeerd evenredig is aan de leeftijd van de kijkers. Zelfs daar kun je aan twijfelen, omdat Het 14e kippetje nergens zo op stoom wil komen als bijvoorbeeld Siberia van Robert Jan Westdijk. En de teksten van Grunberg kun je maar beter lezen, dan kun je er zijn opvallende stem zelf bij denken.

  • Cijfer (0-10): 4*

Filmrecensie: The big Lebowski

  • Verenigde Staten, 1998
  • Regie: Joel Coen
  • Met: Jeff Bridges, John Goodman, Julianne Moore, Steve Buscemi, John Turturro
  • Scenario: Ethan Coen en Joel Coen
  • Camera: Roger Deakins
  • Geluid: Skip Lievsay
  • Montage: Ethan Coen en Joel Coen (als Roderick Jaynes) en Tricia Cooke
  • Art directie: Rick Heinrichs
  • Muziek: Carter Burwell
  • Technicolor, DTS/Dolby Digital/SDDS, 117 minuten
  • Gezien: 5 mei 1998, Sneak Preview, Camera Utrecht

Iedere film van de Coen-broers (Raising Arizona, Fargo) verschilt sterk van de voorafgaande. Toch is er een element dat ze verbindt: de groteske humor. Bij The big Lebowski is de humor de kern: het verhaal lijkt bijzaak, eigenlijk is het een grote McGuffin.

Zoals gewoonlijk zijn de dialogen prachtig. Maar er is deze keer ook een flinke dosis slapstick aanwezig. Het opmerkelijke is, dat een behoorlijk aantal grappen niet bijster origineel zijn, terwijl je ze toch niet ziet aankomen. Ze worden zo goed in beeld gebracht en getimed, dat ze weer oorspronkelijk worden. De humor van de Coens is altijd wat afstandelijk. Dit is niet aan iedereen besteed. Maar voor wie er van houdt is hij onovertroffen

De film gaat over de aan lager wal geraakte Lebowski (Jeff Bridges), bijgenaamd The Dude, die op een dag bezoek krijgt van een aantal ongure types. Ze zeggen dat zijn vriendin hun baas geld schuldig is, terwijl de Dude geen vriendin heeft, en pissen op zijn kleed. De Dude ontdekt dat hij een rijke naamgenoot heeft, die het doelwit was. Als hij bij hem verhaal gaat halen begint de ellende, zeker als zijn bowlingmaatje Walter (John Goodman) zich ermee gaat bemoeien.

De broers hebben ook een gelukkige hand in het uitzoeken van de acteurs. Ze kiezen meer voor karakter dan voor uitstraling. Jeff Bridges is de meester de sulligheid en John Goodman doet weinig voor hem onder. John Turturro komt maar in twee scenes opdagen, maar laat een onuitwisbare indruk achter als een hele foute bowlingspeler.

En dan is er natuurlijk de vormgeving. Ook al zo’n punt waar de broertjes in uitblinken. In The big Lebowski hebben ze de slonzigheid van het dagelijks leven geplaatst tegenover de rijkheid van dromen. Die dromen geven de gelegenheid om een uitstapje te maken naar andere filmgenres en dat levert heerlijke scenes op. En een bowlingbaan ziet er voorgoed anders uit, al is het maar omdat je hem vanuit een bowlingbal bekeken hebt.

Op het eerste gezicht is The big Lebowski niet zo’n gelaagd meesterwerk als bijvoorbeeld Fargo. Maar het kijken blijft een feest door de dialogen, het spel en de vormgeving. Het was lang geleden dat ik zo hard gelachen heb bij een film en ik geloof niet dat ik de enige was in de zaal.

  • Cijfer (0-10): 9

Filmrecensie: Boogie nights

  • Verenigde Staten, 1997
  • Regie: Paul Thomas Anderson
  • Met: Mark Wahlberg, Burt Reynolds, Julianne Moore, John C. Reilly
  • Scenario: Paul Thomas Anderson
  • Camera: Robert Elswit
  • Geluid: Stephen Halbert
  • Montage: Dylan Tichenor
  • Art directie: Bob Ziembicki
  • Muziek: Michael Penn
  • Color DeLuxe, Dolby stereo/SDSS, 155 minuten
  • Gezien: 17 februari 1998, Sneak Preview, Camera, Utrecht

Dat Paul Thomas Anderson een talent heeft voor sfeervolle scenes, waarin de inhoud er niet te dik opgelegd wordt, is gebleken uit Hard eight. Ook zijn tweede film, Boogie nights is er getuige van. Maar het vertellen van een strak en coherent verhaal gaat hem minder goed af. Met tweeenhalf uur is de film veel te lang. Een ervaren scriptschrijver had misschien wonderen kunnen doen.

Boogie nights beschrijft de hoogtijdagen en neergang van de pornofilmindustrie in de jaren zeventig en tachtig. De pornoregisseur Jack Horner (Burt Reynolds) ontdekt de zeventienjarige Eddie (Mark Wahlberg), die geschapen lijkt om een ster te zijn. Eddie komt in het gezelschap terecht dat nog het meest op een grote familie lijkt. De vrouw van Jack Horner, en vrouwelijke ster van zijn films, Amber Waves (Julianne Moore), bemoedert iedereen, omdat zij haar echte kind niet te zien krijgt. Rollergirl (Heather Graham) is tot alles bereid, als ze haar skates maar aan mag houden. Reed Rothchild (John C. Reilly) wordt de broer die Eddie in het echte leven zo ontbeert. Maar naarmate het succes groter wordt, ontsporen de onderlinge verhoudingen.

Wie een seksueel opwindende film verwacht zal teleurgesteld zijn. Boogie nights is explicieter maar gelijk ook gevoeliger dan de andere film over de pornoindustrie van het afgelopen jaar, The people vs. Larry Flynt. Paul Thomas Anderson is niet uit op sensatie, maar probeert de mensen te doorgronden.

Anderson lijkt sterk beïnvloed te zijn door Robert Altman. Het eerste shot, waarin de camera een discotheek ingaat en er tijden ronddraait totdat er een schnitt volgt is een homage aan The player. Ook de veelheid van levensverhalen doet denken aan de oude meester. Maar Anderson mist de controle van Altman. De verweving van de verschillende levensverhalen doet rommelig aan. Door de voortdurende sprongen komt geen enkel karakter echt goed uit de verf.

Maar sommige scenes doen het rommelige karakter van de film vergeten. Zo is er het moment dat Amber en Eddie voor het eerst samen gaan acteren. De tederheid waarmee ze van te voren de seksscenes doornemen is van een verwarrende pracht. Staan hier nu twee acteurs, twee geliefden of moeder en zoon tegenover elkaar? De film zit vol met dit soort verrassende rolwisselingen. Stoere mannen die pruilen als kleine kinderen, lieve meisjes die doorslaan. Voortdurend word je op het verkeerde been gezet.

Julianne Moore is de onbetwiste ster van de film. Zij weet in een blik zoveel lagen te leggen, dat het door merg en been gaat. Om van een pornoactrice zo’n liefdevol wezen te maken is grote klasse nodig. Maar ook de rest van de cast liegt er niet om. Burt Reynolds weet met kleine middelen een groot charisma uit te stralen en Mark Wahlberg lijkt moeiteloos de grote omslagen in zijn karakter neer te zetten.

Als extraatje heeft de film nog een prachtige soundtrack die het jaren zeventiggevoel direct oproepen. De songs zijn zo met de film verweven dat ze er een onlosmakelijk onderdeel van uit zijn gaan maken.

Boogie nights is een ‘brilliant mistake’. De film is te lang en te rommelig om een succes te zijn. Maar sommige onderdelen zijn zo mooi, dat ik vol verwachting uitkijk naar de volgende film van Paul Thomas Anderson.

  • Cijfer (0-10): 7

Filmrecensie: The boxer

  • Ierland, 1997
  • Regie: Jim Sheridan
  • Met: Daniel Day-Lewis, Emily Watson
  • Scenario: Jim Sheridan & Terry George
  • Camera: Chris Menges
  • Montage: Gerry Hambling
  • Art directie: Brian Morris
  • kleur, DTS, 113 minuten
  • Gezien: 10 februari 1998, Sneak Preview, Camera Utrecht

De samenwerking tussen regisseur Jim Sheridan en acteur Daniel Day-Lewis is een vruchtbare. Met My left foot en In the name of the father hebben ze aardig wat prijzen binnengehaald. Of dat met The boxer gaat lukken is maar zeer de vraag.

De bokser Danny Flynn (Daniel Day-Lewis) heeft veertien jaar in de gevangenis gezeten wegens terroristische activiteiten voor de IRA. Als hij vrijkomt, wil hij niets meer met het sectarische geweld te maken hebben. Hij start een boksschool voor katholieken en protestanten om de kinderen van Belfast een uitweg te bieden. Maar de IRA, verdeeld over een mogelijke wapenstilstand, laat hem niet met rust. Dat hij achter zijn oude vriendin Maggie (Emily Watson) aanzit maakt het er niet gemakkelijker op. Want zij is inmiddels getrouwd met een IRA-lid, die nog in de gevangenis zit. Bovendien is ze de dochter van de plaatselijke IRA-leider.

Het verhaal van The boxer kent een aantal aardige gegevens (de strijd om vrede in een terreurorganisatie, de keuze van de vader tussen de organisatie en zijn dochter, de spanning tussen oude geliefden), maar ze worden niet sterk uitgewerkt. De personages blijven zwart-wit en hun drijfveren worden maar oppervlakkig aangeduid. Zo is er de zoon van Maggie die zich aanvankelijk verzet tegen haar contact met Danny. Hij ziet het als verraad van zijn vader. Ineens geeft hij zijn verzet op, zonder dat het duidelijk wordt waarom.

De show in The boxer wordt gestolen door Emily Watson. Haar rol is ingetogener dan in Breaking the waves, maar met een simpele blik kan ze boekdelen spreken. Daniel Day-Lewis moet een man spelen die de chaos om hem heen onbewogen aankijkt. Het gaat hem niet geweldig af, hij lijkt meer gebaat bij rollen die iets meer onderhuidse spanning kennen. De bijrollen zijn, zoals in zoveel Britse en Ierse films, uitstekend bezet.

De montage is zo slordig, dat het stoort. Tweegesprekken lopen niet, en de bokspartijen zijn zo rommelig, dat het niet duidelijk wordt wie wie slaat. Nog ergerlijker is het muziekgebruik. Zo wordt een straatoproer begeleid met een romantisch deuntje. Het druist in tegen de boodschap van The boxer: dat Belfast te gronde gaat aan het geweld.

Na My left foot en In the name of the father is The boxer een tegenvaller. Het spel zorgt er nog voor dat de film het aanzien waard is, maar het kan niet verhullen dat hij in verhaal en techniek de nodige scherpte mist.

  • Cijfer (0-10): 6

Filmrecensie: The brave

  • Verenigde Staten, 1997
  • Regie: Johnny Depp
  • Met: Johnny Depp, Marlon Brando
  • Scenario: D.P. Depp, Johnny Depp, Paul McCudden, Gregory McDonald (roman)
  • Camera: Vilko Filac
  • Geluid: Paul Ledford
  • Montage: Pasquale Buba
  • Art directie: Miljen Kreka Kljakovic
  • Muziek: Iggy Pop
  • kleur, Dolby, 123 minuten
  • Gezien: 23 december 1997, Sneak Preview, Camera, Utrecht

Johnny Depp speelt niet zomaar in iedere film die hij aangeboden krijgt. De regisseurs waarmee hij gewerkt heeft hebben allemaal een zeer eigen visie: Kusturica, Burton, Jarmusch. Ze hebben hem duidelijk geïnspireerd bij zijn regiedebuut The brave. Maar bij het overnemen van de vorm is hij de inhoud vergeten. Het resultaat is slechts met plaatsvervangende schaamte aan te zien.

Depp speelt zelf de verlopen indiaan Raphael, die met zijn familie in een krottenwijk woont. Om vrouw en kinderen uit de sores te helpen besluit hij het aanbod van een oude man (Marlon Brando) aan te nemen. Hij zal de hoofdpersoon in een snuffmovie zijn en zijn nabestaanden zullen zoveel geld krijgen dat ze nooit meer zorgen zullen hebben. Met nog een week te leven neemt hij afscheid van zijn naasten, zonder hun te laten weten wat zijn plannen zijn.

Er is een groots regisseur nodig om van zo’n pathetisch verhaal een goede film te maken, en Depp is daar duidelijk nog niet aan toe. Zijn film is een kitscherige, pretentieuze vertoning, met als grootste dieptepunt de laatste neukpartij op een rots met de ondergaande zon op de achtergrond.

En het spel van Depp maakt ook al niet veel goed. Hij is continu in beeld en doet de meeste tijd niet veel meer dan quasi diepzinnig voor zich uit staren. Als The brave iets duidelijk maakt, dan is het dat de acteur Johnny Depp een betere regisseur dan zichzelf nodig heeft.

In de Verenigde Staten is The brave nog steeds niet uitgebracht, terwijl hij al een half jaar geleden in Cannes vertoond werd. Misschien is men bang voor de carrière van Depp. Met recht, want de Depp-fans, die ondanks alle kritiek toch wel naar The brave zullen gaan, staat een zware desillusie te wachten.

Cijfer (0-10): 4