Als ik Rembrandt zeg, waar denk je dan aan? En Picasso, Van Gogh, Vermeer? Dikke kans dat je dan de Nachtwacht voor ogen ziet, Guernica, de Zonnebloemen, het Meisje met de parel.
En Cézanne?
Bij Cézanne weet ik het niet. En dat is tekenend, want zijn werk mikt niet op een heftige indruk. Hij schilderde stillevens, landschappen, verstilde mensen. Onderwerpen die op het eerste gezicht weinig tot de verbeelding spreken.
Pas als je langer kijkt, beginnen zijn doeken te leven. Zo sterk, dat het verschillende keren een stevige emotie bij me opriep. Ooit liep ik het Metropolitan Museum of Art in New York uit, omdat een Cézanne me te veel geworden was. Ik moest een luchtje scheppen.
Waarom? Dat bleef een grote vraag. Dus toen ik zag dat er in de Londense Tate Modern een overzichtstentoonstelling van zijn werk kwam, wist ik: daar moet ik heen.
De tentoonstelling biedt de gelegenheid om een flink aantal stillevens, Mont Sainte-Victoires, portretten en baadsters naast elkaar te zien, inclusief schetsen en studies. (Waarbij enige tientallen werken die wel in Chicago te zien waren helaas in Londen ontbreken). Het laat zien hoe Cézanne zijn onderwerpen uitdiepte. En hoe langer je kijkt, hoe minder er klopt. Althans, als je een werk ziet als een weergave van de werkelijkheid. Er is voortdurende onbalans, waardoor de doeken leven.

.
Kijk eens hoe de kleurenstroken in de jurk van mevrouw Cézanne in elkaar overlopen. (Volgens de dichter Rilke gebruikte Cézanne 16 kleuren blauw, die hij zelf mengde). Het vormt een nieuwe werkelijkheid op zich.
Van alle onderwerpen die Cézanne schilderde kon ik tot nu het minste met de baadsters, waarvan hij zo’n 900 afbeeldingen maakte. Wat een rare lichamen. Maar in de context van de tentoonstelling zag ik dat de vrouwen niet anders zijn dan appelen en bergen. Het zijn vormen, die geen andere betekenis hebben dan hun materie. Het zijn stillevens van gerangschikte lijven.

Zou het dat zijn wat Cézanne zo bijzonder voor me maakt? Alles is wat het is op het doek. Het heeft geen ander doel dan er te zijn, precies op die plaats.
Zo schuifelde ik analyserend langs de doeken en dacht dat ik eindelijk Cézanne kon verdragen. Totdat ik nog een keertje keek naar een schilderij met wat fruit en een karaf op een tafel.

Mijn oog viel op de oranje vrucht (een appel, een sinaasappel?) half verscholen achter de kan. Het oranje knettert het doek af (door geen reproductie te benaderen). Hoe hij daar ligt tussen het groene fruit. Terwijl hij meer lijkt te horen bij het gele en oranje fruit voor op tafel. Toen had Cézanne me weer te pakken. En snapte ik er toch weer niets van.
De tentoonstelling is nog tot 12 maart te zien in The Tate Modern in Londen.